63
Jan stond voor het raam en keek vanuit het kantoor van Stark naar het plein voor het politiebureau. De voortdurende regen had enorme plassen op het asfalt gevormd, zodat de twee patrouillewagens die er geparkeerd stonden eruitzagen als boten in een zwarte zee.
‘Denkt u dat ze zichzelf iets aandoet?’ vroeg Stark.
Jan draaide zich naar hem om. ‘Eerlijk gezegd weet ik dat niet. In feite zou Carla de laatste zijn die ik van zelfmoordgedachten zou verdenken. Maar na alles wat ze heeft moeten meemaken…’ Hij maakte de zin niet af en gebaarde radeloos.
‘Het was in elk geval goed dat u ons meteen op de hoogte stelde,’ zei Stark, en hij knikte hem bemoedigend toe. ‘De collega’s zullen hun ogen openhouden.’
‘Ik maak me echt grote zorgen,’ zei Jan. ‘Ik heb intussen al haar kennissen gebeld, maar niemand heeft iets van haar gehoord.’
‘Laten we niet meteen het ergste vrezen,’ antwoordde Stark, en hij probeerde troostend over te komen. ‘Misschien heeft ze alleen maar behoefte om alleen te zijn, na te denken en bij te komen.’
‘Laten we het hopen.’
‘Er is goed nieuws, overigens.’ Stark hield een dossiermap omhoog die voor hem op zijn bureau had gelegen. ‘We hebben een getuige opgeduikeld die uw vermoeden heeft bevestigd dat mevrouw Weller werd ontvoerd.’
‘Een getuige?’
‘Een voorbijganger heeft twee vrouwen gadegeslagen die in een rode Mini Cooper op de binnenplaats van het Astoria aankwamen.’
‘Dat moet de auto van Carla zijn geweest!’
‘Ja, volgens zijn beschrijving ging het wat de passagiere betreft om mevrouw Weller. De vrouwen zijn het hotel door de achteringang binnengekomen, waarbij mevrouw Weller volgens de getuige de indruk maakte alsof ze dronken was. Hij zei dat ze wankelde en nauwelijks op haar benen kon staan. De andere vrouw moest haar ondersteunen en mevrouw Weller zou op dat korte stukje van de auto naar de deur meer dan eens bijna onderuit zijn gegaan. De getuige vond dat opvallend omdat het pas vroeg in de middag was.’
‘Dan was Carla dus echt verdoofd, precies zoals ze zelf zei. En ghb zou het beste verklaren waarom ze zich niets herinnert van de ontvoering en waarom de dokter niets in haar bloed heeft gevonden. Liquid xtc veroorzaakt black-outs en is maar een paar uur in het lichaam aan te tonen.’ Toen hij erover nadacht, schudde hij woedend met zijn hoofd. ‘Dat vuile kreng. Carla had wel dood kunnen zijn. Kon die man haar tenminste goed beschrijven?’
‘We zijn nog bezig met de evaluatie van zijn aangifte. Voor een compositietekening is het hoogstwaarschijnlijk niet genoeg, maar we weten nu dat deze Jana slank is en vrij lang. Ongeveer één vijfenzeventig tot één tachtig. En we weten dat ze lang, lichtblond haar heeft. De man heeft haar gezicht niet gezien omdat ze een regenjas met een capuchon droeg.’ Stark haalde zijn schouders op en zuchtte. ‘Dat is niet veel, dat weet ik, maar het is tenminste een begin. En bovendien kunnen we nu ook een verband leggen met de moord op Volker Nowak. Jana heeft u met zijn mobieltje gebeld. Helaas was ze zo slim om de telefoon na het gesprek uit te zetten en de accu eruit te halen, zodat we het niet kunnen lokaliseren.’
‘Dat is vreemd.’ Jan liet zich in een stoel vallen en wreef zijn slapen. ‘Waarom doet ze dat? Waarom laat ze ons weten dat ze de moordenaar van Nowak is?’
‘Die vraag spookt me ook al een tijdje door het hoofd,’ antwoordde Stark. ‘Na alles wat we intussen van haar weten, gaat ze berekenend te werk. Het moet haar toch duidelijk zijn dat Nowaks mobieltje een belastend bewijs is. Waarom houdt ze het dan en gebruikt ze het?’
‘Was het het eerste gesprek dat ze ermee voerde?’
‘Ja. Waarom vraagt u dat?’
‘Nou ja, ze neemt duidelijk bewust risico’s. Ze neemt Carla op klaarlichte dag mee naar het hotel, hoewel ze weet dat men haar kan zien, en nu laat ze ons weten dat ze Nowaks moordenaar is. In mijn ogen ziet het ernaar uit dat ze vastbesloten is. Ze wil ons laten zien dat niets haar kan tegenhouden.’
‘U bedoelt wat het uitvoeren van haar plan betreft?’
Jan knikte. ‘We weten alleen niet wat dat plan precies is. Maar ik vrees dat we dat eerder zullen merken dan ons lief is. Of ze staat op het punt om haar plan te voltooien, of ze is nu op een punt gekomen waarop alles haar onverschillig is geworden omdat ze toch niets meer te verliezen heeft.’
‘Waarom zou ze dat denken?’
‘Omdat ik haar gisteravond heb gezegd dat ik niet van haar hou.’